Het begin
Na de aanleg van het kanaal van Almelo naar de Haandrik rond 1855, dwars door het grote oostelijke moerassige veengebied wat zich uitstrekte vanaf de Lemelerberg in het westen tot de Duitse grens in het oosten, kon eindelijk de ontginning voor de turfwinning beginnen. Door zijwijken zoals de Fortwijk en Kalkwijk haaks op het kanaal af te graven, konden turfschepen tot diep in het gebied doordringen. Zo werden de steeds verder oprukkende veenploegen, die met hun jacobsladder, turfpers en stoommachine het veen afgroeven, ontlast van hun turf. Hectare voor hectare werd op deze manier ontgonnen, terwijl de overgebleven dalgrond werd verkocht aan Groninger boeren om er een eigen akkerbouwbedrijf op te beginnen.